Het is bijna vrijdagavond en dat is het moment in de cyclus waarop heer Bicat zich drenkt in alcohol. Teneinde zijn fieldresearch te starten. Teneinde ervaringen op te doen voor de productie van zijn proza.
Gelijk een profeet hangt het voetvolk aan zijn lippen. Bereid aan Hem te offeren en Hem te eren.
Wie onder de mensen zal aan een mens geven dat hij dit begrijpt? Welke engel aan een engel? Nee, dat moet men van Hem losbidden, in Hem moet men het zoeken, aan Zijn deur moet men kloppen. Ja, zo zal men het dan krijgen, zo zal men het dan vinden, zo bereikt men dat zal worden opengedaan.
Op de drempel van Zijn deur staan wij, vastgeplakt in de kwalijke stroperigheid van onze eigen zaakjes, terwijl Hij laverend met de teugels der lusten, verdrietigheden en pleziertjes de halster van het vooraf en het achteraf aandoet.
De deur is niet geopend, dat is alleen beloofd. Het magisch proces van kroonkurk-plop tot pennevrucht ligt op dit moment onschuldig te wezen in toekomst's schoot.
(aldus Kiers)
En elk vrouwengezicht herbergt potentie tot geslachtsgemeenschap of, de entropiewetten in ogenschouw nemende, prostitutionele gedragskenmerken maar neuken 'hó maar'. In figuur 1 zien we dat de klokkromme overlappingen legt op de deelgebieden 'aftrekken' en 'vingeren', maar daar nemen wij, Mannen van Staal en Pyriet, geen genoegen mee. Enfin.
Na enkele uurtjes woest pilseners kiepen, worden binnenin het doordrenkte brein de dwarsverbanden gelegd die een nuchter/sober mens nooit zou kunnen ontwikkelen. Melodielijnen komen nog wel door, maar gorgelend. Basgeluiden vinden slechts door botgeleiding nog weerklank. Elke vorm van muzikale herkenning berust louter op toevalligheden. Ad Visser leeft, maar gelukkig ver van hier. De glazenspoeler doet alsof hij me niet ziet; de tapdame ziet me niet maar herinnert zich de eerdere lezingen van mijn lippen. De frequent geuitte bierwens.
Nog maar een keer afwateren. De sfeer op het toilet is jolig, van die boerenjool zeg maar. Als één van de weinigen doneer ik een half eurootje op het porceleinen schoteltje bij Ans, de toiletverzorgster. Mede door haar inspanningen staan we elk weekend nooit langer dan een kwartier in andermans gedrogeerde urine te glibberen. Medepissers kijken altijd langs haar heen, af en toe stijgt wuivend een hand in de hoogte wanneer Ans gepasseerd wordt. "Ans", zeg ik dan. "Geef niet al wat je vanavond verdient aan je man, wanneer hij morgenochtend weer naar 'het voetballen' gaat. 's Avonds slaat hij je weer verrot als de Hete Kip pas tijdens Studio Sport geserveerd wordt.,...Ans. Om daarna je bewusteloze lichaam te neuken. Wil je dat Ans?"
Ans staart dan voor zich uit, als beschikte ze over het verstandelijke vermogen van een blastula. Bij tijd en wijle redt de eierwekker haar van de druk om een weerwoord te fabriceren. PRING! Het kwartier is om. Zeikdweilen! Teef!
Ik wurm me tussen de gouden kettingen en de sportschooltypes (,te herkennen aan de onzichtbare kokosnoten onder beide armen,) door in de richting van een vacante plek aan de bar; mijn houten kameraad. De gezelligheid is merkbaar toegenomen. Enkele woonwagenbewoners babbelen op gespierde wijze met een boerke van buuten die nèt even in de verkeerde kont kneep. Een glas schampt de barrand. Met een scherf wordt een fraaie kras getrokken onder een oogkas.
"Doe je handen; doe je handen, doe je handen in de lucht", orakelt de boerendiscjockey met vadsig gezicht. 2 Flügeldrinkende meisjes die al de gehele avond voor de draaihoek staan, bevochtigen spontaan en ongeremd hun stringetje. De lucht van vrouwensap slaat menig kroegbezoeker op de longen.
'Zo, half 4 alweer', mompelt een stem in mijn hoofd dan genoegzaam. Het besluit is genomen. We gaan bijtijds richting shoarmazaak.
(aldus bicat)
Reedsch...Ziezo. Eén reactie.
Lijkt wel alsof je bent gaan stappen in Brielle :P