|
Navigatie
de voorplecht
louter proza
louter poëzie
liaisons
nostalgie
colofon/contact
Dankbaar
Uitgelogd
Huishoudelijk
5 oktober 2005
Advertentieboer webstats4u, voorheen nedstat, kan de vinketering krijgen. Vanaf vandaag verdwijnt deze teller, de bezoekcijfers zijn bewaard voor het nageslacht en voortaan tellen we verder met Awstats. Koffiebonnen kunt u ophalen bij Tante Miep.
|
|
Nina Brink - Max J. Molovich
Zondag, 23 Oktober 2005
Nina Brink
Nina Brink stond met een fluitje champagne op haar balkon naar de einder te staren. De kortste nacht van het jaar was al bijna ten einde. De horizon werd al een beetje verlicht van onderen, boven haar schenen de sterren onverstoorbaar in het donkerblauw. Het was een geslaagd feest geweest. Nina Brink boog zich over de rand van haar balkon een keek naar beneden. Wat als ik spring, dacht ze. Zullen er mensen om mij treuren? Echt om mij treuren? Waarschijnlijk niet.
Nina Brink liet haar glas champagne tussen haar vingers boven de afgrond bungelen. Slaap kindje slaap, neuriede ze. En ze liet het glas champagne vallen. Het duurde best wel een tijdje voordat het op de grond uiteen spatte. De champagne had zich mooi verspreid op de stoep, zo onder het schijnsel van de lantaarnpaal. Als zij met haar hoofd naar beneden was gesprongen, was haar hoofd misschien wel op dezelfde manier uiteen gespat. Lagen haar hersens ook zo mooi verspreid over de stoep. En het bloed zou tussen de naden van de stoeptegels in kleine riviertjes naar de goot stromen, om daar via het putje in het riool te verdwijnen en zich te vermengen met de stront en pis van alle mensen uit de buurt. Ze zuchtte, kwam van de balkonrand af, snoof nog een keer de geur van de nacht op en ging weer naar binnen.
Er hing een walm van bloed, zaad en maagzuur in de kamer. Vazen lagen in scherven op de grond. Ingelijste foto’s waren van de muur gevallen. Het gordijn hing nog maar half aan het plafond. Daar lag de bos rozen waarmee een jonge Tunesische jongen Silvia had afgeranseld. Nina Brink knielde bij de bank om een gebroken wijnglas bijeen te rapen. Toen ze de geur van geschroeid schaamhaar rook, zag ze weer voor zich hoe Maurice daar aangelijnd op zijn knieën had gezeten, terwijl een van de gemaskerde hoertjes met een brandende kaars langzaam langs zijn scrotum ging om de kaars uiteindelijk met een snelle, zeer trefzekere beweging in zijn anus te doven. Wat een vakvrouw was dat. En wat hadden ze met z’n allen gelachen toen Maurice had gejankt als een wolf met heimwee naar de maan. Zelf had Nina ook stevig op haar falie gekregen. Haar rug brandde nog flink na van die afranseling met de lederen kattenstaarten. Een rilling ging door haar lijf nu ze weer voor zich zag hoe ze met haar gezicht over het tapijt schuurde telkens als de negen zweepjes haar rug geselden. Wat heerlijk had ze zich gevoeld toen ze die naaldhak in haar linkerbil gepriemd kreeg, terwijl haar handen op haar rug gebonden waren, haar mond gekneveld en haar tepels door twee genadeloze klemmen werden fijn geperst. De zoute smaak van het snot dat via haar bovenlip zich langs de rode bal wist te persen en zo tot haar tong doorsijpelde. De slijm die haar keel deed dichtslibben. De tranen die haar zicht vertroebelden. De angst om te stikken. Het onvermogen om het uit te schreeuwen. En steeds maar weer die stroomstoot die haar lichaam deed kronkelen bij elke zweepslag die ze ontving.
In de keuken gooide ze de glasscherven in de vuilnisbak, waarna ze de wenteltrap op liep richting de zolder. Ze deed haar zonnebank aan. Een zacht gezoem vulde de sober ingerichte ruimte. Ze gleed uit haar zijden ochtendjas. Over haar schouder keek ze in de spiegel naar de waaier van rode striemen op haar rug. Ze deed haar verduisteringsbrilletje op en ging tussen de lampen liggen. Zo heelde haar rug beter. Zoals gewoonlijk zou ze onder de lampen in slaap vallen en tot ver in de namiddag blijven doorslapen, zodat ze er weer mooi, bijna knaloranje uit zou zien. Met een spierwitte omranding rond de ogen.
door Max J. Molovich
beelden flitsen
Groet vanuit de bloembakken
Edwin de Roy van Zuydewijn, daarachter. Ik weet het vrij zeker.
bromde Max J. Molovich (URL) om 12:14 (op Zondag, 23 Oktober 2005)
Weet je zeker dat het niet een walm van bloed, maagzuur en tamme kastanjebloesem was? Een ongeoefende neus kan zich daarin wel eens vergissen.
bromde Vincent Nemo om 12:30 (op Zondag, 23 Oktober 2005)
Mag ik u de doos voorhouden, MaxJ?
Fijnzo.
bromde bicat om 12:41 (op Zondag, 23 Oktober 2005)
Als junior- assistent milieuhygiene van de Gemeente Smoorderswoud teken ik bezwaar aan tegen het non-chalante gedrag van mevr. Brink tijdens haar mijmeringen op haar balkonnetje. Wat ze daar flikt met een wijnglas, een lang slank fluitglas naar ik aanneem voor oh la la..wijn, want champagne is niets meer dan dat, een wijn, hoe moet ik het anders zien, het is ongehoord en onverantwoord. Ik stel me zo voor dat bij een volgende gelegenheid ik met zo’n fijn stukje kristal wat daar op de stoep gevaarlijk ligt te zijn voor de dierenpootjes en spelende kleuters of postbodes op de fiets eerst een paar happen uit dat majesteitelijke kapsel tot dicht op haar hoofdhuid wegsnij en zwart verf en vervolgens tot haar eeuwige schaamte, vernedering en boete een gestileerde prullenbaksymbool in de palm van haar linkerhand kerf zodat ze verdomme leert onthouden dat het tot haar burgerplicht behoort zich blijvend aan de voorschriften van een orderlijke huisvuilverwerking te herinneren. Bah, wat een vies wijf.
bromde nove om 13:13 (op Zondag, 23 Oktober 2005)
Hé, een verzoeknummer! Nina toch!!
Ga ik nu snel even de begonia’s blancheren.
bromde Marnix (URL) om 13:38 (op Zondag, 23 Oktober 2005)
...though a society may progress, individuals don’t. Human nature does not progress at all. Our aggressive, tribal nature is hard-wired, unreformed and unreformable. Individually we are animals and, as animals, incapable of progress. The trick is to cage these animal natures in effective institutions: education, the law, government.
bromde Joel Mokyr om 08:42 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Moet dit literatuur voorstellen of zo?
bromde Harrie Speen om 08:43 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Waiting for the lights to go out
We’ve taken the past 200 years of prosperity for granted. Humanity’s progress is stalling, we are facing a new era of decay, and nobody is clever enough to fix it. Is the future really that black, asks Bryan Appleyard
The Sunday Times
October 16, 2005
http://www.timesonline.co.uk/article/0,,..
In accordance with Title 17 U.S.C. Section 107, this material is distributed without profit to those who have expressed a prior interest in receiving the included information for research and educational purposes.
The greatest getting-and-spending spree in the history of the world is about to end. The 200-year boom that gave citizens of the industrial world levels of wealth, health and longevity beyond anything previously known to humanity is threatened on every side. Oil is running out; the climate is changing at a potentially catastrophic rate; wars over scarce resources are brewing; finally, most shocking of all, we don’t seem to be having enough ideas about how to fix any of these things.
It’s been said before, of course: people are always saying the world will end and it never does. Maybe it won’t this time, either. But, frankly, it’s not looking good. Almost daily, new evidence is emerging that progress can no longer be taken for granted, that a new Dark Age is lying in wait for ourselves and our children.
To understand how this could happen, it is necessary to grasp just how extraordinary, how utterly unprecedented are the privileges we in the developed world enjoy now. Born today, you could expect to live 25 to 30 years longer than your Victorian forebears, up to 45 years longer than your medieval ancestors and at least 55 years longer than your Stone Age precursors. It is highly unlikely that your birth will kill you or your mother or that, in later life, you will suffer typhoid, plague, smallpox, dysentery, polio, or dentistry without anaesthetic. You will enjoy a standard of living that would have glazed the eyes of the Emperor Nero, thanks to the 2% annual economic growth rate sustained by the developed world since the industrial revolution. You will have access to greater knowledge than Aristotle could begin to imagine, and to technical resources that would stupefy Leonardo da Vinci. You will know a world whose scale and variety would induce agoraphobia in Alexander the Great. You should experience relative peace thanks to the absolute technological superiority of the industrialised world over its enemies and, with luck and within reason, you should be able to write and say anything you like, a luxury denied to almost all other human beings, dead or alive. Finally, as this artificially extended sojourn in paradise comes to a close, you will attain oblivion in the certain knowledge that, for your children, things can only get better.
Such staggering developments have convinced us that progress is a new law of nature, something that happens to everything all the time. Microsoft is always working on a better version of Windows. Today’s Nokia renders yesterday’s obsolete, as does today’s Apple, Nike or Gillette. Life expectancy continues to rise. Cars go faster, planes fly further, and one day, we are assured, cancer must yield. Whatever goes wrong in our lives or the world, the march of progress continues regardless. Doesn’t it?
Almost certainly not. The first big problem is our insane addiction to oil. It powers everything we do and determines how we live. But, on the most optimistic projections, there are only 30 to 40 years of oil left. One pessimistic projection, from Sweden’s Uppsala University, is that world reserves are massively overstated and the oil will start to run out in 10 years. That makes it virtually inconceivable that there will be kerosene-powered planes or petroleum-powered cars for much longer. Long before the oil actually runs out, it will have become far too expensive to use for such frivolous pursuits as flying and driving. People generally assume that we will find our way round this using hydrogen, nuclear, wave or wind power. In reality, none of these technologies are being developed anything like quickly enough to take over from oil. The great nations just aren’t throwing enough money at the problem. Instead, they are preparing to fight for the last drops of oil. China has recently started making diplomatic overtures to Saudi Arabia, wanting to break America’s grip on that nation’s 262 billion barrel reserve.
Even if we did throw money at the problem, it’s not certain we could fix it. One of the strangest portents of the end of progress is the recent discovery that humans are losing their ability to come up with new ideas.
Jonathan Huebner is an amiable, very polite and very correct physicist who works at the Pentagon’s Naval Air Warfare Center in China Lake, California. He took the job in 1985, when he was 26. An older scientist told him how lucky he was. In the course of his career, he could expect to see huge scientific and technological advances. But by 1990, Huebner had begun to suspect the old man was wrong. “The number of advances wasn’t increasing exponentially, I hadn’t seen as many as I had expected – not in any particular area, just generally.”
Puzzled, he undertook some research of his own. He began to study the rate of significant innovations as catalogued in a standard work entitled The History of Science and Technology. After some elaborate mathematics, he came to a conclusion that raised serious questions about our continued ability to sustain progress. What he found was that the rate of innovation peaked in 1873 and has been declining ever since. In fact, our current rate of innovation – which Huebner puts at seven important technological developments per billion people per year – is about the same as it was in 1600. By 2024 it will have slumped to the same level as it was in the Dark Ages, the period between the end of the Roman empire and the start of the Middle Ages.
The calculations are based on innovations per person, so if we could keep growing the human population we could, in theory, keep up the absolute rate of innovation. But in practice, to do that, we’d have to swamp the world with billions more people almost at once. That being neither possible nor desirable, it seems we’ll just have to accept that progress, at least on the scientific and technological front, is slowing very rapidly indeed.
Huebner offers two possible explanations: economics and the size of the human brain. Either it’s just not worth pursuing certain innovations since they won’t pay off – one reason why space exploration has all but ground to a halt – or we already know most of what we can know, and so discovering new things is becoming increasingly difficult. We have, for example, known for over 20 years how cancer works and what needs to be done to prevent or cure it. But in most cases, we still have no idea how to do it, and there is no likelihood that we will in the foreseeable future.
Huebner’s insight has caused some outrage. The influential scientist Ray Kurzweil has criticised his sample of innovations as “arbitrary”; K Eric Drexler, prophet of nanotechnology, has argued that we should be measuring capabilities, not innovations. Thus we may travel faster or access more information at greater speeds without significant innovations as such.
Huebner has so far successfully responded to all these criticisms. Moreover, he is supported by the work of Ben Jones, a management professor at Northwestern University in Illinois. Jones has found that we are currently in a quandary comparable to that of the Red Queen in Through the Looking Glass: we have to run faster and faster just to stay in the same place. Basically, two centuries of economic growth in the industrialised world has been driven by scientific and technological innovation. We don’t get richer unaided or simply by working harder: we get richer because smart people invent steam engines, antibiotics and the internet. What Jones has discovered is that we have to work harder and harder to sustain growth through innovation. More and more money has to be poured into research and development and we have to deploy more people in these areas just to keep up. “The result is,” says Jones, “that the average individual innovator is having a smaller and smaller impact.”
Like Huebner, he has two theories about why this is happening. The first is the “low-hanging fruit” theory: early innovators plucked the easiest-to-reach ideas, so later ones have to struggle to crack the harder problems. Or it may be that the massive accumulation of knowledge means that innovators have to stay in education longer to learn enough to invent something new and, as a result, less of their active life is spent innovating. “I’ve noticed that Nobel-prize winners are getting older,” he says. “That’s a sure sign it’s taking longer to innovate.” The other alternative is to specialise – but that would mean innovators would simply be tweaking the latest edition of Windows rather than inventing the light bulb. The effect of their innovations would be marginal, a process of making what we already have work slightly better. This may make us think we’re progressing, but it will be an illusion.
If Huebner and Jones are right, our problem goes way beyond Windows. For if innovation is the engine of economic progress – and almost everybody agrees it is – growth may be coming to an end. Since our entire financial order – interest rates, pension funds, insurance, stock markets – is predicated on growth, the social and economic consequences may be cataclysmic.
Is it really happening? Will progress grind to a halt? The long view of history gives conflicting evidence. Paul Ormerod, a London-based economist and author of the book Why Most Things Fail, is unsure. “I am in two minds about this. Biologists have abandoned the idea of progress – we just are where we are. But humanity is so far in advance of anything that has gone before that it seems to be a qualitative leap.”
For Ormerod, there may be very rare but similar qualitative leaps in the organisation of society. The creation of cities, he believes, is one. Cities emerged perhaps 10,000 years ago, not long after humanity ceased being hunter-gatherers and became farmers. Other apparently progressive developments cannot compete. The Roman empire, for example, once seemed eternal, bringing progress to the world. But then, one day, it collapsed and died. The question thus becomes: is our liberal-democratic-capitalist way of doing things, like cities, an irreversible improvement in the human condition, or is it like the Roman empire, a shooting star of wealth and success, soon to be extinguished?
Ormerod suspects that capitalism is indeed, like cities, a lasting change in the human condition. “Immense strides forward have been taken,” he says. It may be that, after millennia of striving, we have found the right course. Capitalism may be the Darwinian survivor of a process of natural selection that has seen all other systems fail.
Ormerod does acknowledge, however, that the rate of innovation may well be slowing – “All the boxes may be ticked,” as he puts it – and that progress remains dependent on contingencies far beyond our control. An asteroid strike or super-volcanic eruption could crush all our vanities in an instant. But in principle, Ormerod suspects that our 200-year spree is no fluke.
This is heartily endorsed by the Dutch-American Joel Mokyr, one of the most influential economic historians in the world today. Mokyr is the author of The Lever of Riches and The Gifts of Athena, two books that support the progressive view that we are indeed doing something right, something that makes our liberal-democratic civilisation uniquely able to generate continuous progress. The argument is that, since the 18th-century Enlightenment, a new term has entered the human equation. This is the accumulation of and a free market in knowledge. As Mokyr puts it, we no longer behead people for saying the wrong thing – we listen to them. This “social knowledge” is progressive because it allows ideas to be tested and the most effective to survive. This knowledge is embodied in institutions, which, unlike individuals, can rise above our animal natures. Because of the success of these institutions, we can reasonably hope to be able, collectively, to think our way around any future problems. When the oil runs out, for example, we should have harnessed hydrogen or fusion power. If the environment is being destroyed, then we should find ways of healing it. “If global warming is happening,” says Mokyr, “and I increasingly am persuaded that it is, then we will have the technology to deal with it.”
But there are, as he readily admits, flies in the ointment of his optimism. First, he makes the crucial concession that, though a society may progress, individuals don’t. Human nature does not progress at all. Our aggressive, tribal nature is hard-wired, unreformed and unreformable. Individually we are animals and, as animals, incapable of progress. The trick is to cage these animal natures in effective institutions: education, the law, government. But these can go wrong. “The thing that scares me,” he says, “is that these institutions can misfire.”
Big institutions, deeply entrenched within ancient cultures, misfired in Russia in 1917 and Germany in 1933, producing years of slaughter on a scale previously unseen in human history. For Mokyr, those misfirings produced not an institutionalism of our knowledge but of our aggressive, animal natures. The very fact that such things can happen at all is a warning that progress can never be taken for granted.
Some suggest that this institutional breakdown is now happening in the developed world, in the form of a “democratic deficit”. This is happening at a number of levels. There is the supranational. In this, either large corporations or large institutions – the EU, the World Bank – gradually remove large areas of decision-making from the electorate, hollowing out local democracies. Or there is the national level. Here, massively increased political sophistication results in the manipulation, almost hypnotising, of electorates. This has been particularly true in Britain, where politics has been virtualised by new Labour into a series of presentational issues. Such developments show that merely calling a system “democratic” does not necessarily mean it will retain the progressive virtues that have seemed to arise from democracy. Democracy can destroy itself. In addition, with the rise of an unquantifiable global terrorist threat producing defensive transformations of legal systems designed to limit freedom and privacy, the possibility arises of institutional breakdown leading to a new, destructive social order. We are not immune from the totalitarian faults of the past.
The further point is that capitalism is one thing, globalisation another. The current globalisation wave was identified in the 1970s.
It was thought to represent the beginning of a process whereby the superior performance of free-market economics would lead a worldwide liberalisation process. Everybody, in effect, would be drawn into the developed world’s 200-year boom. Increasingly, however, it is becoming clear that it hasn’t happened as planned. The prominent Canadian thinker John Ralston Saul argues in his book The Collapse of Globalism that globalisation is, in fact, over and is being replaced by a series of competing local and national interests. Meanwhile, in his book Why They Don’t Hate Us, the Californian academic Mark LeVine shows that the evidence put forward by globalisation’s fans, such as the World Trade Organization, conceals deep divisions and instabilities in countries like China and regions like the Middle East. Globalisation, he argues, is often just making the rich richer and the poor poorer. It is also destroying local culture and inspiring aggressive resistance movements, from student demonstrators in the West to radical Islamicists in the Middle East. Progress is built on very fragile foundations.
Or perhaps it never happens at all. John Gray, professor of European thought at the London School of Economics, is the most lucid advocate of the view that progress is an illusion. People, he says, are “overimpressed by present reality” and assume, on the basis of only a couple of centuries of history, that progress is eternal. In his book Al Qaeda and What It Means to Be Modern, he argues that human nature is flawed and incorrigible, and its flaws will be embodied in whatever humans make. Joel Mokyr’s institutions, therefore, do not rise above human nature: they embody it. Science, for Gray, does indeed accumulate knowledge. But that has the effect of empowering human beings to do at least as much damage as good. His book argues that, far from being a medieval institution as many have suggested, Al-Qaeda is a supremely modern organisation, using current technology and management theory to spread destruction. Modernity does not make us better, it just makes us more effective. We may have anaesthetic dentistry, but we also have nuclear weapons. We may or may not continue to innovate. It doesn’t matter, because innovation will only enable us to do more of what humans do. In this view, all progress will be matched by regress. In our present condition, this can happen in two ways. Either human conflict will produce a new ethical decline, as it did in Germany and Russia, or our very commitment to growth will turn against us.
On the ethical front, Gray’s most potent contemporary example is torture. For years we thought the developed world had banished torture for ever or that, if it occasionally happened here, it was an error or oversight, a crime to be punished at once. Not being torturers was a primary indicator of our civilised, progressive condition. But now suicide terrorism has posed a terrible question. If we have a prisoner who knows where a suitcase nuclear weapon is planted and refuses to talk, do we not have the right to torture him into revealing the information? Many now reluctantly admit that we would. Even the means of his torture has been discussed: a sterilised needle inserted beneath the fingernail. Having suffered this pain for a few seconds when having an anaesthetic injection prior to the removal of a nail, I can personally attest that it would work.
The Harvard law professor Alan Dershowitz is now arguing for giving proper legal status to torture. “Torture is a matter that has always been unacceptable, beyond discussion. Let’s not pretend, those days are passed. We now have ticking-bomb terrorists and it’s an empirical fact that every civilised democracy would use torture in those circumstances.” Dershowitz doesn’t like the “surreptitious hypocrisy” that allows torture but pretends it doesn’t. Look, he says, at the case of Khalid Sheikh Mohammed, the Al-Qaeda planner captured in 2003 in Pakistan. American interrogators subjected him to “water-boarding”, effectively threatening him with drowning. This wasn’t classified as torture because he wasn’t hurt, but of course it was.
Dershowitz thinks a legal basis for torture would prevent abuses like the horrors perpetrated in Abu Ghraib prison in Iraq. If, for example, Tony Blair or George Bush had to sign a torture warrant, the whole business would be kept visible and legal. For Gray, torture represents obvious regress. Dershowitz partly agrees but argues that progressives must be ready to do deals. “Terrorism is a major step backwards in civilisation. Hitler was a major step backwards. Sometimes we have to step backwards too to combat such things. But progress happens in other areas. A generation now growing up may have to accept more security measures and less privacy, but in other areas like sexual conduct we are making progress. I don’t think overall we are making a step back.”
Progress, therefore, is faltering but, on aggregate, it moves in the right direction. Hitler was defeated and judicial torture may, in time, defeat terrorism. We just have to accept that three steps forward also involves two steps back. The point is to keep the faith.
But what if it is just faith? What if the very “fact” of progress is ultimately self-destructive? There are many ways in which this might turn out to be true. First, the human population is continuing to rise exponentially. It is currently approaching 6.5 billion, in 1900 it was 1.65 billion, in 1800 it was around a billion, in 1500 it was 500m. The figures show that economic and technological progress is loading the planet with billions more people. By keeping humans alive longer and by feeding them better, progress is continually pushing population levels. With population comes pollution. The overwhelming scientific consensus is that global warming caused by human activity is happening. According to some estimates, we will pass the point of no return within a decade. Weather systems will change, huge flooding will occur, and human civilisation if not existence will be at risk. This can be avoided if the US and China cut their carbon-dioxide emissions by 50% at once. This won’t happen, as they are fighting an economic war with progress as the prize. There are many other progress-created threats. Oil is one diminishing resource, and fresh water is another, even more vital one. Wars are virtually certain to be fought to gain control of these precious liquids.
In addition, antibiotic drugs are currently failing through overuse. No new generation of medicines is likely to be available to replace them in the near future. People may soon be dying again from sore throats and minor cuts. The massive longevity increase in the 20th century may soon begin to reverse itself.
Joel Mokyr’s response to all this is that our open-knowledge societies will enable these problems to be solved. John Gray replies: “This is faith, not science.” We believe we can fix things, but we can’t be sure. And if we can’t, then the Earth will fix them herself, flicking the human species into oblivion in the process.
Of course, the end of the world has been promised by Jews, Christians, Muslims and assorted crazies with sandwich boards for as long as there has been a human world to end. But those doomsdays were the product of faith; reason always used to say the world will continue. The point about the new apocalypse is that this situation has reversed. Now faith tells us we will be able to solve our problems; reason says we have no answers now and none are likely in the future. Perhaps we can’t cure cancer because the problem is simply beyond our intellects. Perhaps we haven’t flown to the stars because our biology and God’s physics mean we never can. Perhaps we are close to the limit and the time of plenty is over.
The evidence is mounting that our two sunny centuries of growth and wealth may end in a new Dark Age in which ignorance will replace knowledge, war will replace peace, sickness will replace health and famine will replace obesity. You don’t think so? It’s always happened in the past. What makes us so different? Nothing, I’m afraid.
WHY I AM SAVING THE WORLD
So, as a new Dark Age approaches, are you just going to carry on living your life as if nothing has changed? John-Paul Flintoff, for one, decided he couldn’t bury his head in the sand. He explains how he went on a one-man crusade to show that humanity can adapt and survive
I had just dropped my daughter at the nursery when I began to save the world. I mention this detail because it’s important to emphasise that Nancy loves her nursery. If she didn’t, I wouldn’t drive four miles from home – into London’s congestion zone, at a cost of £8 a day. I wouldn’t have found myself in Connaught Square that morning, fretting about newspaper stories suggesting the price of petrol was going up. I wouldn’t have seen a woman sitting inside a peculiar car parked beside me. Nor would I have noticed, on returning to my VW Golf from the nursery, that the car had moved some yards away and the woman had disappeared.
Intrigued, I wandered over and scribbled in my notebook. When I got home I began to investigate what I had seen. It may seem grandiose to describe my actions that morning, and in the days that followed, as “saving the world”. It may be factually incorrect, because I may not have averted global catastrophe after all. You decide – but first get your head round the following, rather terrifying background information. A barrel of oil contains the equivalent of almost 25,000 hours of human labour. A gallon of petrol contains the energy equivalent of 500 hours – enough to propel a three-ton 4×4 along 10 miles; to push it yourself would take nearly three weeks. To support economic growth, the world currently requires more than 30 billion barrels of oil a year. That requirement is constantly increasing, owing to population growth, debt-servicing, and the rapid industrialisation of developing countries such as India and China. But we are about to enter an era in which less oil will be available each year. And many believe that industrial society is doomed. Are we really running out?
Well, half of all supplies come from “giant” oilfields, of which 95% are at least 25 years old; 50% have been producing for 40 years or more. In the North Sea, production peaked in 1999. Late last year, Britain began to import more oil than we export. Worldwide, discoveries of new oilfields peaked in the 1960s; and despite technological advances, new discoveries are at an all-time low. A recent story in The New York Times suggested that oil companies are failing to recoup exploration costs: significant discoveries are so scarce that looking for them is a monetary loser. Not that I normally read The New York Times’ coverage of the oil business – like most people, I have tended to consider news about the oil industry to be extremely dull. That started to change when it crept out of the business pages and into the general news, and into advertisements. Practically every day, it seemed, a big oil company took a whole page to promote the fact that we are facing a crisis. One, paid for by Chevron, called on readers to help find a solution. I visited Chevron’s website, http://www.willyoujoinus.com,, where a whirring clock monitored worldwide oil consumption: nearly 1,500 barrels a second. The more I read, the scarier it became. Michael Meacher, who was Britain’s environment minister for six years, is plainly terrified. “The implications are mind-blowing… Civilisation faces the sharpest and perhaps most violent dislocation in recent history.”
Matthew Simmons, a Houston-based energy-industry financier and adviser to George Bush and Dick Cheney, was asked in 2003 if there is a solution. He replied: “The solution is to pray.”
These people are not loonies. Optimists believe that the market – the law of supply and demand – will solve the problem. As oil becomes more expensive, we’ll shift to some other energy source. But do high prices really cut demand? Since early 1999, oil prices have risen by about 350%. Meanwhile, demand growth in 2004 was the highest in 25 years. That’s bad news, because the market won’t push energy companies into pursuing alternative sources of energy until oil reaches considerably higher prices. And then it will be too late to make the switch.
The former oil-industry executive Jan Lundberg reckons the crisis will be sudden. “Market-based panic will, within a few days, drive prices skyward,” he says. “And the market will become paralysed at prices too high for the wheels of commerce and daily living.” So forget the price at the pump: when oil becomes truly unaffordable, you will be more worried about the collapse of distribution networks, and the absence of food from local shops.
Ecologists use a technical term, “die-off”, to describe what happens when a population grows too big for the resources that sustain it. Where will die-off occur this time? Everywhere. By some estimates, 5 billion of the world’s 6½ billion population would never have been able to live without the blessed effects of fossil fuels, and oil in particular: oil powered the pumps that drained the land, and from oil came the chemicals that made intensive farming possible.
If oil dries up, we can assume, those 5 billion must starve. And they won’t all be in Africa this time. You too may be fighting off neighbours to protect a shrinking stash of canned food, and, when that runs out, foraging for insects in suburban gardens.
Dr Richard Duncan, of the Institute on Energy and Man, has monitored the issue for years. “I became deeply depressed,” he notes, “when I first concluded that our greatest scientific achievements will soon be forgotten and our most cherished monuments will crumble to dust.” Of course, this isn’t the first time people have predicted imminent apocalypse. During the late 19th century, Londoners feared they would all be killed by the methane in horse manure. But oil is certain to run out eventually, and most experts believe that will happen during the lifetimes of people now living. Pollyannas point out that the size of official oil reserves went up dramatically in the 1980s, and the same will happen again as oil companies discover new oilfields. But geologists say the world has been thoroughly searched already.
Not everyone believes we’re doomed. Cheerier prognostications suggest that our future will more closely resemble 1990s Cuba. The American trade embargo, combined with the collapse of Cuba’s communist allies in eastern Europe, suddenly deprived the island of imports. Without oil, public transport shut down and TV broadcasts finished early in the evening to save power. Industrial farms needed fuel and spare parts, pesticides and fertiliser – none of which were available. Consequently, the average Cuban diet dropped from about 3,000 calories per day in 1989 to 1,900 calories four years later. In effect, Cubans were skipping a meal a day, every day, week after month after year. Of necessity, the country converted to sustainable farming techniques, replacing artificial fertiliser with ecological alternatives, rotating crops to keep soil rich, and using teams of oxen instead of tractors. There are still problems supplying meat and milk, but over time Cubans regained the equivalent of that missing meal. And ecologists hailed their achievement in creating the world’s largest working model of largely sustainable agriculture, largely independent of oil.
Can we steer ourselves towards the Cuban ideal? If so, how?
Well, let me tell you what I did. First I switched exclusively to wind power as the source of my domestic electricity, through a company called Ecotricity, which promises the price will not differ significantly from what I paid before. Then I got a man round to give us a quote for installing double-glazed sash windows. The latest, high-specification glass, I was told, traps domestic heat but allows sunlight to pass through, which means you can turn the thermostat right down in winter. I contacted a company that specialises in solar power. If I acted quickly, I could get government subsidies. I put my name down for a domestic wind turbine – apparently, traffic at the end of my street makes a greater racket, but I would need planning permission. The turbine would cover roughly a third of my electricity needs. The cost: £1,500.
I bought a tray for sprouting seeds (highly nutritious, apparently) and started the long process, as yet unresolved, of persuading my wife that we must dig up our flowerbeds and turn the garden into an allotment. I even got in touch with a local vicar who keeps chickens in his garden, and asked how I might do the same.
Does this really amount to “saving the world”? I’ve saved the best till last. Remember Nancy’s nursery, and the peculiar car I saw in Connaught Square? The car is called a G-Wiz; it runs entirely on electricity, has four seats and storage in the bonnet, and is no bigger than a Smart car. A G-Wiz costs as little as £7,000. It does not incur road tax. It’s in the cheapest insurance bracket, and exempt from the congestion charge. In Westminster you can park for nothing in pay-and-display spaces, or in your local car park, with free electricity to charge the batteries.
The downside? It can’t go faster than 40mph, and the batteries go flat after about 40 miles. That didn’t bother me: we’d use it in London, and for trips further afield we could hire a car. There was one problem. Unless local councils install a socket on the pavement, the only people who can run an electric car are the lucky few with off-street parking.
So I started a campaign. I wrote a letter to drop through my neighbours’ doors, explaining about the coming oil crisis and describing the electric car. I promised to write to the council urging it to install electric sockets if at least a few of my neighbours would do the same. Within hours, two names appeared. Over the next couple of weeks, eight others had joined them. With this support, I wrote to my local councillors. For good measure, I sent through government proposals to subsidise that kind of installation by up to 60%. Placing my order for the G-Wiz, I popped a non-refundable cheque for £1,250 in the post. I would just have to hope Barnet council comes through before the car arrives.
I felt proud to belong to a district that was saving the world. And, to be honest, I felt rather pleased with myself. I sent for some fake parking tickets to leave on the windows of petrol-guzzling 4×4s. And I wrote a letter to the Saudi oil minister, urging him to invest in alternative energy technology before it’s too late.
It has been a long and tiring campaign. I realise it may not work. I don’t honestly believe most people will be motivated to match my shining example. Eventually, the government will impose the kind of restrictions normally used in wartime. When that happens, we’ll move out of London to begin a new life of genuine self-sufficiency.
Oil isn’t only useful as fuel
Most oil we consume is burnt as fuel. But hundreds of everyday objects are made from petrochemicals. We take them for granted now, but to drive your car, or fly away on a holiday that might just as well have taken place near home, is to burn a valuable resource that can be used to make products like these:
Household: Ballpoint pens, battery cases, bin bags, candles, carpets, curtains, detergents, drinking cups, dyes, enamel, lino, paint, brushes and rollers, pillows, refrigerants, refrigerator linings, roofing, safety glass, shower curtains, telephones, toilet seats, water pipes.
Personal: Cold cream, hair colour, lipstick, shampoo, shaving cream, combs, dentures, denture adhesive, deodorant, glasses, sunglasses, contact lenses, hand lotion, insect repellent, shoes, shoe polish, tights, toothbrushes, toothpaste, vitamin capsules.
Medical: Anaesthetics, antihistamines, antiseptics, artificial limbs, aspirin, bandages, cortisone, hearing aids, heart valves.
Leisure: cameras, fishing rods, footballs, golf balls, skis, stereos, tennis rackets, tents.
Agriculture: Fertilisers, insecticides, preservatives.
Other: Antifreeze, boats, lifejackets, glue, solvents, motorcycle helmets, parachutes, tyres.
How to survive when the oil runs out
Living without oil, if we don’t start to prepare for it, will not be like returning to the late 1700s, because we have now lost the infrastructure that made 18th-century life possible. We have also lost our basic survival skills. Dr Richard Duncan, of the Institute on Energy and Man, believes that we will return to living in essentially Stone Age conditions. Here is a taste of how to deal with the essentials.
Water: Animal trails lead to water. Watch the direction in which bees fly. Make containers from animal bladders and gourds.
Food: To remove the bitterness from acorns, soak them in a running stream for a few days. The common dandelion is a versatile and delicious plant. Open pine cones in the heat of a fire to release the nuts inside.
Luxuries: Make soap using lye (from hardwood ash) and animal fat. For candles, sheep fat is best, followed by beef. (Pork fat is very smelly and burns with thick smoke.)
Medicine: Use hypnosis for pain control. Frame suggestions positively. Use the present tense. Be specific and use repetition. Keep it simple.
Develop a survivor personality: Survivors spend almost no time getting upset. They have a good sense of humour and laugh at mistakes.
bromde The Sunday Times (URL) om 08:44 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Kan ik ergens scroll-toeslag aanvragen hier?
bromde Hoof om 10:15 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
En wil iemand dat stukje Sunday Times even samenvatten? Ik heb wel wat beters te doen.
Krabt aan reet
bromde Max J. Molovich (URL) om 10:20 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Goedemorgen, alles naar wens hiero?
∗ bakt lucht ∗
bromde Eduardo om 10:28 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Neemt abonnement op The Sunday Times en vraagt aan zijn butler of er ergens anders altemets ook nood is aan onnodige ‘vulling’.
bromde urbain alpain (URL) om 10:47 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Jezus! In het Engels! Jesus!
bromde Erwin (URL) om 13:26 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Ik heb het helemaal gelezen (not). Leuk Engels stuk (zal). En het kon niet korter? (vast) Om niet te zeggen: kon het nóg langer?
bromde Neems (URL) om 18:29 (op Maandag, 24 Oktober 2005)
Goed bezig! Zo kan het ook dus!
bromde Enzo (URL) om 23:40 (op Donderdag, 27 Oktober 2005)
Reacties uitgezet, spammers mogen een gezwel oplopen.
bromde michael om 06:53 (op Dinsdag, 10 Januari 2006)
het slijk der aarde
| |
Holle retoriek
"Aarsema, dan komen de tachtigerjaren puberale streeptinten van de
eerste kabeltv binnen op mijn kolkende oogbollen als de tube mayonaise
leeggeknepen in in een onderzoekende puberkringspier . Vage opgedroogde
veegklodderstrepen op de dikke zware afstandsbediening die het allang
niet meer doet. Bolle schermen versterken de aplastische rondingen.
Antennes nog met coax en zaad in een sok, geurend naar kamille gemengd
met nat speculaas.
Jong zijn is zo mooi…"
"Zit je achter het meest nieuwe en hipste technologische apparaat van deze eeuw, kom je op een stukje internet over columns schrijven. En dat is nu exact wat ik zocht! Soms zoek je iets, en kan je het niet vinden. Maar nu wel! Ik zoek iets om mijn Nederlandse woordenschat in te verwerken. En dan zoek je, en zoek je, en dan VIND je!
Soms zoek je iets anders. En dan vind je het niet. Mannen, of vrouwen, pennen, papier, boeken, bekers of boodschappen, je vind het soms niet.
Maar nu heb ik het gevonden!
Groetjes Lieke"
(Lieke, Zelf een column schrijven)
"Daarom is bicat een lichtje, een vuurtoren voor de verloren lopende dolenden.
Want dat er velen op de dool. Een gevolg van zich onbestemd, zonder nuttig doel, afgevlakt en weinig bijzonder voelen maar misschien nog meer eengevolg van het vluchten voor deze zelfrealisatie, deze pijn van een ziel zonder importantie niet te hoeven voelen. En daar compensatie middelen voor zoeken en aangboden krijgen. Drugs, sex met dieren, sex met kinderen die geen leeftijd meer nodig schijnen te hebben, autorijden, schoeisel, weblogs, gangbangs, sport, wat al niet. Als het maar lijkt dat je vooral bezig bent. Al is het nietszeggend en immoreel, al is het bellenblazen met je mond dicht of een kraak zetten en minister zijn.
En dan is er bicat..aus blaue hinein zu uns gezogen, zonder eigenaren of aandeelhouders die stakingen uitlokken, zonder stompzinnig geleuter, nee, de magie van de fantasie, de fictie en de nederlandse taal aan de macht.
Een baken van troost, een zwoele geur vlak voor het slapen gaan, een enorme uitzinnige stapel draadjesvlees met dampende jus, een romance achter het frietkot, scooters en mobieltjes, vogels die hun eigen lied zingen, de eigen partituur kennen en geen regisseur of dirigent nodig hebben, de horror en thrill. Dat wat onbewust en ondergronds en ook van het leven zelf is. En niet wordt voorgeschreven door de krant, de tv, radio, politiek, banken en verzekeraars, speculanten die denken met 'de echte waarheid' om te gaan. Nee, ik ben geen echt schrijver maar wel groot fan van het schaarse bicat talent."
(Peter Novecento, Haagsche Post)
"Schuimbekkend van woede las ik de met een danige onverschilligheid
geschreven colums betreffend de holocaust en Auschwitz. De flarden teksten
vol schrijffouten en loze beweringen, getuigen van weinig historisch besef
maar vooral een respectloze attitude jegens miljoenen slachtoffers. Vandaar
mijn bijdrage met het verzoek de richtlijnen als opgesteld in de bijlage te
respecteren en in acht te nemen.
vr groet
dhr. Papen"
(Daniël Papen, via email)
"Diep geroerd, met geknepen stembanden, omvloerste oogleden, brandend maagzuur en kloppende roede (het is tenslotte 5
december) mocht ik uw fraaie stuk proza over mijn getroebleerde netvlies laten glijden...
De woorden vertalen zich moeiteloos in zielsetsende beelden.
Dank!"
(bromde Zielknijper, 5 december 2005)
"Geachte heer,
Mag ik u verzoeken het plaatje van de te jonge dame van uw site te verwijderen. Er zijn namelijk nog al wat mensen die dit niet lollig vinden. Diverse klaag e-mails over gehad. Mag ik u er op attenderen dat het hier om Kinderporno gaat en de wetgever daar meer dan 4 jaar gevangenisstraf op heeft gezet. Ik ga ervan uit dat het om een misvertstand gaat, als moderator.
Met vriendelijke groet.
Sociale Jeugd- en Zedenpolitie te Amsterdam
Commerciele zaken
020-5592585"
(i030142@planet.nl, 14 december 2004)
"Schitterend verwoord dat artikel over Clarence. Liep jaren met een missie, aan de voetballiefhebbers (niet de kenners) proberen uit te leggen dat Abe en Piet beter zijn dan het orakel uit betondorp. Was onbegonnen werk. Het klootjesvolk adoreert Ellen van Langen, Geesink en Rieu, en vinden mevrouw Blankers, Ruska en Roby lakatos maar niks, ze weten waarschijnlijk niet eens wie het zijn. Toen Keizer stopte heb ik jaren niet meer gekeken. Toen zag ik die Fin en een paar jaren later een Surinamer met een Nederlands paspoort (Had die Fin er ook maar een gehad). Ja en dan begint het heilige vuur weer te branden. Deze twee zijn tactisch en technisch het beste wat er op Nederlandse velden heeft rondgelopen (wat ik in mijn leven heb gezien). Keizer had niks met voetbal te maken, dat was ballet,kunst, en soms als het niet belangrijk was helemaal niks .En Abe ken ik van wat beelden, maar als je naar de verhalen over hem luistert hoef je de verteller maar in de ogen te kijken en herken je meteen de kenners uit die tijd."
(via mail, 23 oktober 2005)
"pedante snikkels, komen kut te kort. Webloggen is niet voor mietjes maar ook niet voor stoere geile binken, webloggen is namelijk een fenomeen, een spookbeeld voor blinden die zich vergapen aan de wijde wereld van het internet om zichzelf te ontmoeten, een monologue interieur te voeren en dan de echo terughoren, het internet dat een wonder is wat een dom irrationeel fenomeen is. Echt iets voor pedante snikkels en kale kutten die niet neuken maar wel in elkaars nek willen hijgen en tijd teveel hebben. Ik zou er helemaal niet aan beginnen en beroemd en rijk ben ik al, zegt het liefje. Ik heb de grootste en zij heeft de lekkerste en we verdoen de tijd liever in elkaar verstrengeld dan te vergooien op zo’n vervuilde weblogmarkt. Mot je alweer email beantwoorden enzo, in je vrije tijd, be je gek. Opzoute, stik dur maar in, Goossens, kijk maar uit dat ze niet vreemdgaan terwijl jij al die poen verdient, sneue wolf, ouwe rukker, voordat je het in de gaten hebt sta je een verschrikkelijk stinkend goedje op je scrotum te smeren terwijl je staat te huilen omdat je zo belazerd bent terwijl je het alleen maar goed bedoeld, voor ons allebei schatje, weetje, heerlijk met vakantie strax, saampjes, maar vanavond moet ik werken snappie, centjes verdienen mot pappie, kijk niet zo beteuterd, je wilt helemal niet naar de Lidl, je wilt daar nooit gezien worden zei je, nou dan. Nou tot strax dan, he ?"
(nove, 12 oktober 2005)
"Bicat.net, dat is toch die achterlijke webstek voor rukkende, boerende en altijd bezopen kerels? Dat zielige pathetische zooitje ongeregeldheden dat uitgebraakte hersenkwak probeert te verkopen als prozadrek? Natte winden, dikke drollen, kleverige onduidelijkheden? Slurptrekkende draaigorgels,
voorhuidjogging avant la lettre en berensgrote buikglijers?"
(Jeremias Schubbenrug, in Nova, 4 oktober 2005)
Reageerziekte
"Op een vrolijke dag toen ik aan mijn, voor al 11 jaar, allerbeste vriendin de liefde heb verklaard en binnen luttele seconden de meest euforische gevoelens door mijn ziel heen flitsten typte een verslag van school begon k te typen en dit kwam tevoorschijn op het samengeperste hoopje uitwerpselen wat ik beschouw als mijn laptop, want zoals velen het niet slecht zou doen als zij dit beseften is bezit enkel een illusie.
Conclusie & nawoord
Niet alleen symbolen hebben invloed op ons doen en denken, de manier waarop ieder mens zichzelf ziet en andere zegt meer over die persoon dan over anderen. Elk mens gaat zijn eigen weg, en het is jammer dat er uit commerciële geldzucht zoveel miscommunicatie ontstaat tussen mensen. Welk mens is beter, het mens dat genadeloos elke, in zijn ogen misdadiger, ritueel vermoord, of die mens die de opdracht geeft om onbewuste signalen stuurt via reclamespotjes en zo het materialisme hoger prijst dan het gevoel om bewust van jezelf en je daden te zijn? Draait het dan uiteindelijk allemaal om geld?
De een vermoord mensen die hun hele leven anderen pijn doen, en de ander roept het gevoel op dat er niets beter is dan nike schoenen in combinatie met een stoere jack met een bontkraag, dat gedoe met die bontkragen id volgens mijn theorie gebaseerd op het paringsgedrag van leeuwen, hoe groter en mooier de manen, des te meer aanzien ze hebben en kans op leiderschap en hoe meer kans ze hebben dat hun genen worden doorgegeven ;).
Door niet te realiseren waar je mee bezig bent, of niet wie, maar wát je eigenlijk bent, ontstaat er miscommunicatie en disharmonie in de maatschappij. Opgaan in de massa kan leiden tot afgunst en afkeer van het geloof in jezelf en in anderen.
En ik wens hierbij balkenende en zijn hele tweede kamer heel veel succes met het oplossen van de “problemen” hier in Nederland, want zo schieten we geen reet op.
Oja, en een gelukkig Nieuwjaar!
Zondag 7 januari 2007, Frank Hooijer"
(Frank Hooijer, 7 Januari 2007)
"Ik had het allemaal al wel eens meegemaakt en niets was mij te dol geweest: eonisme, vice anglais, flaggelatie, ja zelfs koprofagie. Ik was dan ook met graagte ingegaan op de omineus-priapische woorden en lubrieke blikken die "Ellen" tijdens ons gezamelijk consumeren eerder die avond op mij had gericht. Toen we, media nox, eenmaal in haar slaapkamer waren aangekomen, gaf zij steeds minder blijk van doorgaans aan haar toegeschreven mesquinerie. Integendeel,loodzwaar en onvermijdelijk hing het veile sneukelen in de lucht. Binnen no time was de vloer dan ook bezaaid met exuvieën en toonde zij mij haar zinnenprikkelende Junonische leest. Na intiem pidjetten en enige orogenitale schermutselingen (waarbij brod noch javelijn werd ontzien),sloegen wij serieus aan het procreëren. Cunnus en Curacaoënaar leken
welhaast voor elkaar geschapen. Hoewel haar defloratie al enige tijd terug had plaatsgevonden, pandoerden wij als nooit tevoren, daarmee verschillende tenesmen bewerkstelligend. Het is maar goed dat haar echtgenoot van deze sluikmin nooit wat heeft gemerkt..."
(TiTo, mei 2006)
"Schrijf eens over vrouwen en hun plek of plaats in de allesverterende zakenoorlogen.
Want als er stereotype mannen met diep verborgen schaamtegevoelens over hun potentie problemen en erectiestoornis (taboe naturlijk) dan is dat manifest in hun 'vlucht vooruit' in de freudiaanse wapencultuur. Elke geweerloop, elke zwaardere tank is een gestileerd erectiel apparaat vol dodelijke munitie opgepomnt met miljoenen kogels in een spurt naar het doel wat als lustsymboliek een 'lilith' in een duizelige extase zou moeten brengen want zo 'is de kracht van het leger'. Stoere mannen die eerst de vrouwen opgeilen, dan met hun duwtje in de rug erop los gaan om 'de vijand te onthoofden'. Ik als watje moet altijd vreselijk lachen om die serieuze gezichten die de mannen politici en militairen bij hun gepiep, gezeur en gezeik en hun broodnodige verklaringen trekken.
U, als warmbloedige heterovrouw zal zich wezenloos kunnen uitleven 'tussen de hitsige Jantjes'.
Ik stel voor dat u zich een voorstelling maakt over de gang van zaken in de nachten op zo'n nomadenkamp met satellietvererbindingen in de maanloze nachten van de nieuwe woestijnen die worden ontgonnen, namens u en mij, natuurlijk, vanzelf, juist, nee, uiteraard.
Het mag ook wel een andere uiterst vervelende erectiestoornis gaan, de ejaculatie praecox.
Dat gaat dan vast over de linkse oppositie, denk ik dan, kunt u het fijn neutraal houden.
U bent toch op alle kaasmarkten thuis, hard op weg om zich te bekwamen in een genre waar sex met hoofdletters geschreven moet worden. Vooral de sex benadrukken, Lilith. Veel gore geile, harde, wrede sexscenes, met blinddoeken, kidnap, politiehandboeien, touwen en katrollen, gedwongen masturbatie tussen mannen, tussen vrouwen, scarring en kaalscheren en tot huilens toe dat gepomp met dildo's en dat monotone gezoem van vibratoren sfeervol brengen. Vooral geluiden en kleuren beschrijven, daar ben ik gek op."
(Peter Novecento)
"Is er iemand in de zaal die nog wil doneren aan een zielige arme homosexueuele neger met een onbeschrijflijke ziekte zwaargelovig te dom om te leren of te schijten die bovendien een oog mist en denkt dat de duivel soep in een blik stopt want hoe komt het er anders in en tegelijkertijd vreselijk gebukt gaat onder de laatste Tsunami of de vrees daarvoor want zijn geitenoog gaf vanmorgen onheil aan? Of anderszins zijn hypocriete tot op het bot zwarte geweten schoon wil kopen voor een luchtig schijntje of nóg liever zichzelf onsterfelijk wil maken over het lijk van een ander? Nee? Eénmaal? Andermaal? OK, dan ben ik ook pleite en met Marnix mee naar dat gruwelijk dure restaurant. Bovendien is het al na zessen en sta ik in de baas z'n tijd de wereld te redden en zo heb de cao dat nooit bedoeld. Howdoe en de mazzel. "
(Hein Buffelruft, 28 dec 2005)
"De liefde is groots, ze breekt zonder haar gebit te gebruiken door elke granieten kop heen, verzwakt de wil en maakt elke stoere kerel tot een week omhulsel, een schaduw van zichzelf, een brabbelend luierkind, elke vent verandert van binnenuit en geweldloos door haar rijke zegeningen. Je krijgt een rijpe korstkaas als huid en een hart van vloeibaar goud. Verpletterend is ze en zij, de liefde, de warme zomerse, niet de winterharde en verbitterde tak dus, zit nog steeds vol met geheimen waar niemand de sleutel van kan vinden. Mysterieus is ze, als de ondergrondse geheimzinnige dictatuur van wereldwijde, alomvattende bekabeling waarlangs dagelijks kilometers gecodeerde data tussen de continenten flitsen. De liefde is een tectonishe plaat die schuurt en krast en gangen boort voor lavastromen van vleselijkheid en voedzame sappen die op geen enkele dieet mag ontbreken. Daarom is ze schaars.
Tot slot..we heben allemaal een gat van onderen, onthou dat. "
(Nove, relatietherapeut, 3 dec 2005)
"Thanks!
Voor de eerlijke en ijskoude bieren vooraf om de ergste dorst te lessen na een lange en vermoeiende reis. En de Champage daarna in gelukkig niet van die zuinige hoeveelheden maar gewoon ruim bemeten pullen.
Dank ook voor de wonderschone oester die in zijn natuurlijke habitat beschermd en koel lag te wezen toegedekt met een warme dekentje bosui-liefde en een tikje Tabasco-ondeugd onder die deken.
Dank voor de kleinste en schattigste St. Jacobsoesters die ik proefde in Balsamicostroop. Eerbied voor de kort aangebrade en met ontbijtkoek gestoofde kwartel. Ik proefde een tint Orange Marmalade hoewel je zei dat het er niet in zat. Ik hou het erop dat de chefkok zijn geheimen heeft en, hoe hooggeëerd zijn publiek ook mag zijn, ál zijn details zullen ze nooit te horen krijgen.
Met liefde deed ik mijn sommeliertaken en het ‘kut-sommelier’ omdat ik de glazen niet tot de nok vulde, neem ik op de koop toe.
Onder de indruk was ik van je tzatziki met shrimp en rode grapefruit. Zoet en zuur zoals Bitter & Sweet zoals het leven zelf zoals harmonie zo mooi kan zijn.
Ook onder de indruk was ik van je zeewolf met tomatenchutney. Een rode knipoog op een licht in de boter aangezet visje zoals de boter bij de vis behoort te zijn.
Je bewees jezelf door met het produkt mee te koken en de zeeduivel vochtig te houden en over te laten lopen in het bedje van zuurkool omrand door koele en volle crême fraiche en slechts gestopt door mosterd. Het zal mijn gebrek aan woordenschat zijn geweest deze poëtische beleving van samenstelling aan mijn disgenoot heer Visser uit te leggen, aan de wijn waarin het beestje zwom heeft het niet gelegen.
Emotioneel werd ik bij het aangezicht van mijn vrouw in jouw open keuken, verliefd op de chefkok die zijn konijntje aan de haak had geslagen. Uit het konijnengezin weggetrokken, de zuigelingen achtergelaten en deskundig ontdaan van fluffy flaporen en prachtig gevild en daarna één minuutje aangebraden in de volle boter. Ach, je zei het nog, ‘nog even in de oven en gekeken hoe lang’ in antwoord op de vraag hóe lang dan, zoals Sebastiaan Bach ook vindt dat de piano zichzelf speelt. U zij geprezen met bijzondere gaven, maar het zal mijn eenvoudige ziel zijn die het zo ziet.
De ingekookte fond een tikje gezoet nog niet eens meegerekend evenals de witte bonen-truffelpuree en rode kool met vijgen die in een restaurant van naam de kaart had kunnen aanvoeren.
Jammer dat je er niet bij was met de kaas. Het zal de tol van de roem zijn geweest of de spanning van het koken op zulk een hoog nivo. Het siert de man die ook gewoon maar een mens van Vleesch & Bloed is gebleven. Het was uit de kunst hoe wij genoten van een walnoot uit Frankrijk gekraakt op de wals van braakgeluiden die wij van boven hoorden komen. Waarschijnlijk was je druk doende in de homard-naire.
Het dessert ben ik kwijt evenals het betoog dat ik hield, maar dat was ik toen al kwijt. Het betoog hou je van mij tegoed. Ik zal het je vertellen als ik de liefde verklaar aan mijn vrouw zoals jij gisteren de keuken in het algemeen en ons in het bijzonder de liefde verklaarde. "
(Kiers de Maison, 27 november 2005)
"Ach, heer bicat, nu we het over eten en drinken hebben. Ik kan u te allen tijde aanraden, maar toch vooral in de herfst, van de ganzenlever te proeven. Zoekt u daarbij een zo eenvoudig mogelijk bewerkte ganzenlever, dus geen paté, niets met geconfijte uien of anderszins toevoegingen.
U wilt ganzenlever proeven die met de hand is schoongemaakt door een oud boerenvrouwtje die hooguit peper, zout en wat cognac toevoegde en daarna op 70 graden in de oven met de deur op een kier de lever zachtjes liet warm worden. Niet smelten, want dan scheidt het vet van de lever en bent u uw produkt kwijt. Nee, u wilt de lever verwarmen zodat lever, peprer, zout en cognac een geheel gaan vormen. Dat wat u wilt proeven is de waarheid en niets anders dan de waarheid.
Slaat u overigens wel in grote hoeveelheden in, niets zo erg als aan het einde te moeten constateren dat u nog wel wat had gelust. Nee, met veel dingen is het zo dat we nèt even meer moeten eten dan ons lief is. Nèt dat decadente punt van overdaad aantikken.
Schenkt u daarbij een Gewürztraminer en bij voorkeur hoe ouder hoe beter en liever nog een Grand Cru dan een gewone. Maar als u dan toch uit wilt pakken dan komt u niet heen om de Tokay Pinot Gris.
Daarbij geserveerd met warm en geroosterd brioche brood."
(Harrie Stamper, 23 oktober 2005)
"Of die klassieke Suske & Wiske (het was nummer 78 als ik het goed heb): De Kakkende Kakkerlakken, die aflevering waarin Tante Sidonia in haar keuken te maken heeft met een steeds groter wordende populatie kakkerlakken, die voortdurend alles onderschijten, niet in de laatste plaats de biefstuk met friet die Tante speciaal voor Lambik had gebakken, tot grote woede van onze favoriete zeshaarder, die gelijk een spuitbus pakt en erop los begint te spuiten, dit tot groot enthousiasme van zowel Suske als Wiske, die duchtig beginnen mee te spuiten (we hebben het hier duidelijk over de periode waarin Suske en Wiske nog net zo milieubewust waren als George W. Bush die zijn privejet vanuit Kyoto liet terugvliegen naar zijn range in Texas omdat ie z'n favoriete cowboy-hoed was vergeten), maar in de spuitbus van Lambik blijkt een goedje te zitten dat er voor zorgt dat de kakkerlakken de volgende dag het formaat van een jong paard hebben (professor Barabas had een lege spuitbus gebruikt om zijn nieuwe groei-middel te testen en vergeetachtig als hij was, had hij het bij Tanta Sidonia laten liggen, puur uit teleustelling, want ook na gebruik van het groeimiddel had Tante Sidonia de professor uitgelachen toen hij zijn broek naar beneden deed), afijn, nu de kakkerlakken gegroeid zijn, schijten ze nog harder met als gevolg dat tante Sidonia, Lambik, Suske en Wiske hun huis worden uitgescheten, waarna ze Jerommeke erbij halen, wiens enige bijdrage een ENORME scheet is, gelukkig komt professor Barabas eraan met een grote smile op z'n mombakkes en een nog grotere bobbel in de broek die, zo zal even later blijken, amper in staat is de steeds groter wordende penis van Barabas te verhullen met als gevolg dat Tante Sidonia, gek van geilheid, zich op professor Barabas stort die vrijwel onmiddellijk klaarkomt en bovenop een van de reuzekakkerlakken kwakt die dan weer vrijwel onmiddelijk in elkaar krimpt en in het niets oplost, waarna ook Lambik en Suske en Jerommeke hun apparaat bewerken met het groeimiddel, zodat ze de volgende dag, onder de stimulerende leiding van Tante Sidonia en Wiske, de kakkerlakken dood masturberen. Knipoog Wiske. Einde."
(Max J. Molovich, 23 Augustus 2005)
"De vergelijking ‘vleesetend’ en ‘vrouw’ is een natte wensdroom. Het is veelbetekende symboliek dat er aan vegetarische mutaties man/vrouw/ hermafrodiet wordt gewerkt door de wetenschappelijke elite. Weten zij soms meer? Staat ons Armageddon te wachten ? De finale segregratie, het schisma van de sexen en de ondergang van hun zondige sexueel verkeer als geheime wapen om de wereldbevolking eindelijk zonder oorlogen te kunnen reguleren ? Reincarneren in een plantaardig bestaan in een potje aarde van robotformaties die miljoenen grijze racks van vruchtdragende en geurige planten produceren onder uiterst secure en berekende condities , zonder vrij zon of maanlicht, zonder zicht of gehoor, zonder tastzin, zonder geluid van wind en zee."
(nove, 6 Juni 2005) Zelfbeschouwing
"Een man van middelbare leeftijd, beet je te dik, beetje te morsig. Baardje of sik wellicht. En witte schilfertjes sieren zijn gelaat. Hij rookt en hij drinkt, maar in tegenstelling tot wat hij ons graag wil doen geloven, niet teveel. Hij is een ambtenaar, schaaltje 9. verder een liefhebbende vader die zijn frustratie over het uitblijvende en waarschijnlijk nooit meer komende grootse leven heeft verruild voor een soort van komisch cynisme. Hij neemt het niemand kwalijk behalve misschien soms zichzelf, maar dan alleen na een Westmalle Tripel te veel. Hartstochtelijk supporter van NAC of een andere club ten zuiden van de grote rivieren, want dat hij een Brabander is moet haast wel. Zo stel ik mij Kiers voor, maar wellicht is het wel gewoon die homofiele Indo die bij Serudang de lege borden ophaalt..who knows.."
(Andy Möller, Gelsenkirchen)
"Het is vast een meteroloog, een weermenneke met een gesmoorde sexualiteit, eentje met een enorm taboe. Een vrijgezelle biologieleraar met verlatingsangst kan ook. Zo'n eenzaam type die nog steeds bij zijn moeder woont en al jaren lesgeeft in het basisonderwijs. Zo'n anonieme 13 inhetdozijnman die spaarzaam leeft, de piepers schilt en de afwas doet, zo eentje die op de middagwandeling met het hondje van moeders vanachter de krant bij een speeltuin of in het park naar stoeiende of voetballende jochies kijkt en de pijn verzwijgt. Een masochist die het taboe koestert.
Zo'n kleffe smeerlap van een potentiele serieverkrachter met banden in een hechte kerkgemeenschap waarop moeders zo trots is omdat hij naast het lesgeven ook nog als hobby het locale knapenkoor dirigeert. Zo eentje die maar beter melancholieke verhaaltjes moet blijven schrijven.
"
(Nove, 22/11/2005)
"Ach ja, leuk, schrijvers.
Beetje zo in je donkere hol aan de wereld knagen. Puur verongelijkt verdedigen van een door mede niet-aanwezigen geschapen superieure schertswereld. Lurken aan je pijp. Pijpen aan je lurk. Woorden in langgerekte nadenkzinnen omzetten. Protserige taalvlekjes. Huilerige holheden. Fletse vondsten. Massieve monomane monsters. Een zielige berg toevoegingen aan de duistere put die al veel te lang overstroomt door de gemankeerde bijdragen van nerveus krabbelende geesten met een ongepast gevoel van eeuwigheid.
Die sfeer.
Geef mij maar parkeerwachten.
"
(Marnix, 21/11/2005)
|
|
|